Verliefd als ik ben op taal kan ik oprecht smullen van woorden zoals hierboven.
Het woord is ontleend aan een rapport van de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB).
Deze Raad schrijft in een nota met de pakkende titel “Zorg voor samenhangende zorg” over problemen die zijn ontstaan door de decentralisaties van WMO, Participatiewet en de Jeugdwet. Daar waar de nog steeds bestaande Wet Publieke Gezondheidszorg uitgaat van een centrale rol voor de overheid, gaan eerder genoemde wetten juist uit van eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid van burgers. En tja, dat betekent in de praktijk natuurlijk dat er moet worden afgestemd en samen gewerkt. En natuurlijk zou dát dan eigenlijk weer veel beter, sneller, adequater en doelgerichter moeten. Een discussie die, zoals ik eerder memoreerde, te vaak eindigt in een patstelling, alle theorieën ten spijt.
Uiteindelijk zit en blijft iedereen in zijn eigen kader, vast zittend aan eigen regels, protocollen, procedures en wat al dies meer zij, die tijdens verhitte discussies als onwrikbaar worden gepresenteerd.
“Dit alles leidt ertoe dat de burger soms vermalen wordt in de bureaucractie”, luidt de verrassende conclusie van ROB.
Dat moet dus anders. Lokale actoren dienen meer speelruimte te krijgen. Vandaar de uitvinding van afwijkingsbevoegdheid. Dat geeft professionals meer speelruimte, handelingsvrijheid (eveneens fraaie woorden trouwens).
Maar ja, wat als iedereen die bevoegdheid krijgt? Mag dan iedereen afwijken? Daar heeft ROB een oplossing voor. Om het systeem waterdicht te maken dient die afwijkingsbevoegdheid wettelijk te worden vastgelegd. Regels zijn er tenslotte om ervoor te zorgen dat alles op rolletjes verloopt. En als iedereen zich daar aan houdt, dus als iedereen die wettelijk vastgelegde afwijkingsbevoegdheid juist hanteert, komt ongetwijfeld alles in orde.
Of, zoals de twee gezellig keuvelende kleuters op een sfeervolle poster van PLINT. Zij maken glasheldere afspraken.
“Zullen wij vriendjes worden? Als jij dan gewoon doet wat ik zeg, krijgen we nooit ruzie.”
Te mooi om waar te zijn.
Te waar om mooi te zijn.