“Juridische logica is gebaseerd op risicobeheersing en moet ervoor zorgen dat de algemene regels van behoorlijk bestuur gerespecteerd worden. De logica van de uitvoering is een probleem oplossen.”
Met deze aparte tegenstelling schetst Henk van Deutekom de ontstaansreden van de nieuwe beleidsvisie van de gemeente Kampen die wordt aangeduid met termen als ‘omgekeerd toetsen’ en ‘de omgekeerde verordening’. Deze werkwijze dient bovenstaande tegenstelling te verkleinen. Kern van dit gedachtengoed is het streven naar integraliteit van het sociale domein. Een medewerker participatie moet bijvoorbeeld niet uitsluitend naar de regels van de participatiewet kijken om aanvragen te beoordelen. Oók signalen uit de domeinen wonen, zorg, welzijn, veiligheid kunnen invloed hebben op beslissingen die primair gerelateerd zijn aan de participatiewet. Iemand die diep in de schulden zit, wiens gas-water-licht dreigt te worden afgesloten, die bang is in de eigen omgeving vanwege dreigend geweld e.a. kan niet bezig zijn met activiteiten richting arbeidsmarkt.
Een prachtig voornemen, deze integrale werkwijze, maar voorwaar geen sinecure. Want, ‘het vasthouden aan regels zit nu eenmaal in het dna van ambtenaren’, aldus van Deutekom.
Bekend is dat inmiddels veel gemeenten deze principes van de omgekeerde verordening proberen in te passen in hun beleidskaders. Een interessante en uitdagende ontwikkeling die ik met genoegen, enthousiasme én hoop volg. De dagelijkse praktijk leert ons namelijk dat het huidige systeem piept en kraakt en ons ééndimensionale domeindenken niet (meer?) past op de weerbarstige werkelijkheid.
Ooit las ik een interview met voormalig ombudsman Brenninkmeijer die opmerkte dat de overheid haar burgers niet vertrouwt en daarom een overdaad aan regels en controle-instrumenten hanteert om die burger in toom te houden. Nu lijkt het momentum aangebroken om dit tij te keren. De overheid moet gaan kennis maken met haar burgers. Willen weten hoe het met hen/hem gaat, willen weten wat er speelt.
Deze langzaam wijzigende opvatting zal grote gevolgen hebben voor het hele organisatorische construct, -gekenmerkt door hokjes en schotten- maar vooral ook voor de visie én de houding waarmee professionals binnenkomende vragen en gesignaleerde problemen beschouwen. Hoe gaat het met u? Wat is er aan de hand? Wat kan ik voor u betekenen?
Maar ja.
Hoe meer we weten, hoe complexer het beeld wordt.
Hoe minder we weten, hoe eenvoudiger de oplossing?
En met een knipoog naar Maarten Toonder denk ik aan Ollie B. Bommel;
“Wat ik niet weet, daar heb ik geen last van.”
Mei 2019